Kleine vlokslak
Aeolidiella glauca (Alder & Hancock, 1845)
Family
Aeolidiidae
Superfamily
Aeolidioidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Lengte
Max. ca. 45 mm.Synoniemen
Eolis glauca (original name)Eolidina paradoxumEolis angulataEolis inornataEolis pallidula
Karakteristieke kenmerken
Relatief smalle slak. Voet is breder dan de rug en met veel witte pigmentvlekjes langs de rand. Onderhuis, in de top van de cerata is de grijzige cnidosac goed zichtbaar, en in de voorste cerata is deze kleiner dan 1/3de van de lengte van deze cerata.Andere kenmerken
Lengte tot 45 mm. Voorrand van de voet met korte spitse uitstekende punten. Koptentakels
en de rhinoforen zijn intrekbaar, glad en ongeveer even lang. Op de
zijkanten van de kop, staan er cerata voor de rhinoforen. Zonder cerata
op de centrale rug. De voet eindigt met een smalle, spitse staart,
zonder cerata, die ver voorbij de laatste cerata uitsteekt. Vlak achter
de rhinoforen zijn de ogen duidelijk zichtbaar, als twee kleine zwarte
punten.Te verwarren met
De andere kleine soorten vlokslakken: Verborgen vlokslak Aeolidiella sanguinea met een vergelijkbaar eiersnoer en Gekraagde vlokslak A. alderi met een karakteristiek en onderscheidend eiersnoer. En met juveniele exemplaren van de grotere soorten vlokslakken: Grote- Aeolidia papillosa en Gekrulde vlokslak A. filomenae.Kleur
Lichaam semitransparant wit, bleekgeel tot grijs, soms met een oranje
waas. Wit pigment op de uiteinden van koptentakels en rhinoforen. Zonder
pigmentkap op de punten van de cerata.Eieren
Een dunne, ronde, witte draad met weinig insnoeringen. Wordt meestal op vlak substraat
afgezet, in een vlakke, enigszins regelmatig linksgedraaide spiraal,
met tot 4-5 windingen. Kan verward worden met de eiersnoeren van de Verborgen vlokslak Aeolidiella sanguinea, dat echter meestal veel slordiger en met meer insnoeringen wordt afgezet.prooi
Zeeanemonen, Actiniaria: Gewone slibanemoon Cylista troglodytes, Golfbrekeranemoon Diadumene cincta en andere kleine soorten zeeanemonen.Endo- en Ectoparasieten
Er zijn waarnemingen bekend van enkelvoudige infecties met de ectoparasiet Doridicola agilis aff. en de endoparasiet Splanchnotrophidae sp.
uit zowel de Oosterschelde als het Grevelingenmeer. Ook zijn er
zeldzame waarnemingen bekend van dubbelinfecties met beide soorten parasieten.Seizoenstrend
Een jaarlijks waargenomen soort, die het gehele jaar aangetroffen kan worden. Meeste waarnemingen van slakken en eiersnoeren zijn van het voorjaar tot in het najaar. Elders in Europa met dezelfde trend.Verspreiding in Nederland
Eerste Nederlandse waarneming bij Den Helder, in 1949. Lokaal algemeen.
De soort wordt het meest in de Zeeuwse Delta aangetroffen in gebieden
met weinig of geen stroming. In grotere aantallen in het
Grevelingenmeer, minder in de Oosterschelde. Zelden in het Veerse Meer
en Westerschelde. Ook waargenomen in de Noordzee. Niet in het
Haringvliet of aangespoeld op de Noordzeestranden.Verspreiding in Europa
Faeröer Eilanden, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Groot-Brittannië,
Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal, tot in de
Middellandse Zee.Title
Content