Slanke waaierslak
Coryphella gracilis (Alder & Hancock, 1844)
Family
Coryphellidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Lengte
Max. ca. 18 mm.Synoniemen
Eolis gracilis (original name)Coryphella rufibranchialis var. clavigeraEolis smaragdinaFlabellina gracilisMicrochlamylla gracilis
Karakteristieke kenmerken
Lichaam, kop, alle uitsteeksels op de kop en de schedes van de cerata zijn transparant wit. Vertakkingen van de middendarmklier in cerata helderrood, roodbruin, soms geel of groen. Cerata: zonder pigmentstrepen; staan relatief iets uit elkaar; met alleen een witte pigmentring vlak onder de transparante spitse punt. De rhinoforen zijn nagenoeg glad, met minimale rimpelige wrattenAndere kenmerken
Lengte tot 18 mm. De hoeken van de voorrand van de voet steken spits
uit. De twee gladde spitse koptentakels zijn iets korter dan de
rhinoforen. De cerata staan in 5-7 paar brede clusters op richels op de zijkanten van de rug. Meestal is alleen het eerste cluster goed herkenbaar. In vergelijking met Coryphella verrucosa, met relatief minder cerata en meer ruimte tussen de cerata. Centrale rug en staartpunt zonder cerata.Te verwarren met
Lijkt op de hier veel zeldzamere Coryphella verrucosa:
deze soort is echter groter; breder; met beter herkenbare fijne
wratachtige rimpels op de rhinoforen; cerata zijn regelmatiger in lengte
en positie en staan dichter tegen elkaar aan; voedt zich bij voorkeur
met Penneschaft, Tubularia indivisa. Is uitsluitend en zelden in de Noordzee waargenomen. Kan ook verward worden met de Witgestreepte waaierslak C. lineata en Dubbelgestreepte waaierslak C. chriskaugei en andere soorten van de familie van de waaierslakken (Coryphellidae) die op de West-Europese kust voorkomen.Kleur
Lichaam is semitransparant wit. Uiterste punt van de cerata is transparant met daaronder een witte pigmentring die de cnidosac maskeert. Cerata met licht- tot donkerrode vertakkingen van de middendarmklier, soms bruin, geel of groen. Zie ook de prooi paragraaf. Toppen van tentakels, rhinoforen en staart met oppervlakkig wit pigment.Eieren
Een witte onregelmatig golvende draad met omgeslagen U-vormige lussen
vormt een ongestructureerde compacte kluwen en wordt meestal op de
prooi afgezet. Is niet te onderscheiden van de eiersnoeren
van andere waaierslakken: Coryphella verrucosa, Paarse waaierslak Edmundsella pedata, Witgestreepte waaierslak C. lineata en Dubbelgestreepte waaierslak C. chriskaugei.Prooi
Hydropoliepen, Hydrozoa: diverse soorten hydropoliepen van het geslacht zeeboompjes Eudendrium: o.a. rode dieren op Zeeboompje, E. arbuscula en groene of gele slakken op E. album maar ook andere hydropoliepen.Endo- en Ectoparasieten
Tenminste één, door de ectoparasitaire copepode Doridicola agilis aff., geïnfecteerd dier is in 2007 in de Oosterschelde waargenomen. Er zijn geen Nederlandse waarnemingen bekend van endoparasieten in deze soort.Seizoenstrend
Een in Nederland jaarlijks waargenomen soort. Met de meeste waarnemingen
van slakken en eiersnoeren van december t/m juni aangetroffen. Niet in
de zomer en het najaar. Elders in Europa is de soort gedurende het
gehele jaar waargenomen met de meeste waarnemingen van februari t/m
juni.Verspreiding in Nederland
Vanaf 1954 in Nederland aangetroffen. Algemeen in Ooster- en
Westerschelde en op de kop van Walcheren. Ook in het Grevelingenmeer
(zeldzaam), Noordzee en westelijke Waddenzee. Niet in het Veerse Meer en
Haringvliet of aangespoeld op het Noordzeestrand.Verspreiding in Europa
Groenland, IJsland, Faeröer Eilanden, Noorwegen, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk tot aan de Atlantische Noordkust van Spanje.
Title
Content