Witgestreepte waaierslak

Coryphella lineata (Lovén, 1846)

Family
Coryphellidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Coryphella lineata
Witgestreepte waaierslak © Peter H. van BRAGT
Coryphella lineata
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
© Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 30 mm.

Synoniemen

Aeolis lineata (original name)Aeolis argenteolineataFjordia lineataFlabelina lineata

Karakteristieke kenmerken

Longitudinale, witte pigmentstrepen op alle uitsteeksels, kop, de centrale rug, zijkanten van de voet en de staart. Wit pigment op de top van de cerata bedekt de cnidosac. Tenminste een witte doorlopende streep op de anterieure, voorzijde van de cerata. De zwak gerimpelde rhinoforen zijn ongeveer even lang als de gladde koptentakels

Andere kenmerken

Lengte tot 50 mm. Een relatief slanke slak met een spitse voet. De hoeken van de voorrand van de voet steken spits uit. Cerata staan in 4-8 paar, vaak slecht te onderscheiden, brede clusters, op richels, op de zijkanten van de rug. Centrale rug en punt van de staart zonder cerata.

Te verwarren met

Slanke waaierslak Coryphella gracilis en C. verrucosa. En diverse andere soorten van de familie van de waaierslakken (Coryphellidae) die op de West-Europese kust voorkomen: zoals bijvoorbeeld de Dubbelgesteepte waaierslak C. chriskaugei.

Kleur

Longitudinale, witte strepen over het gehele lichaam en alle uitsteeksels. Tenminste een enkele doorlopende witte streep op de anterieure, voorzijde van de cerata. Soms ook een tweede witte streep op de posterieure, achterzijde van de cerata. Lichaam, kop, de uitsteeksels en de schedes van de cerata zijn semitransparant wit tot lichtgrijs. Uiterste punt van de cerata is transparant met daaronder een witte pigmentring die de cnidosac bedekt. Deze ring is verbonden met de longitudinale pigmentstreep op de cerata. De kleur van de inhoud van de cerata, de vertakkingen van de middendarmklier, is variabel en afhankelijk van de soort prooi: rood, rozerood, roodbruin of soms donkerbruin tot bijna zwart.

Eieren

De witte onregelmatig golvende draad met omgeslagen U-vormige lussen vormt een ongestructureerde compacte kluwen. Is niet te onderscheiden van de eiersnoeren van andere waaierslakken: zoals o.a. de Slanke waaierslak Coryphella gracilis, C. verrucosa, Paarse waaierslak Edmundsella pedata en de Dubbelgesteepte waaierslak C. chriskaugei.

Prooi

Hydropoliepen, Hydrozoa: in de Oosterschelde aangetroffen op Zeeboompje Eudendrium arbuscula. Elders ook op Penneschaft, Tubularia indivisa, Gorgelpijppoliep, Ectopleura larynx e.a. hydropoliepen.

Endo- en Ectoparasites

Tenminste één, door de ectoparasitaire copepode Doridicola agilis aff., geïnfecteerd dier is in 2013 in de Oosterschelde waargenomen. Er zijn geen Nederlandse waarnemingen bekend van copepode endoparasieten in deze soort.

Seizoenstrend

In Nederland een schaars en infrequent voorkomende soort. Geen jaarlijkse Nederlandse waarnemingen, maar kan in de Noordzee waarschijnlijk wel jaarlijks aangetroffen worden. Volwassen slakken en eiersnoeren zijn hier voornamelijk in mei t/m juli aangetroffen. Elders in Europa is de soort gedurende het gehele jaar aangetroffen, met de meeste waarnemingen van februari t/m juli.

Verspreiding in Nederland

Vanaf 1954 aangespoeld en 1999 gevestigd in Nederland waargenomen. Schaarse soort die onregelmatig en op alle dieptes aangetroffen kan worden. Waargenomen in uitsluitend de Centrale en Westelijke Oosterschelde en op wrakken en boeien in de Noordzee. Nog niet aangetroffen in de Westerschelde, Veerse meer, Grevelingenmeer, Haringvliet en Waddenzee.

Verspreiding in Europa

Noorwegen, Zweden, Denemarken, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal tot in de Middellandse Zee.