Zeerasp knotsslak
Cuthona nana (Alder & Hancock, 1842)
Family
Cuthonidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Lengte
Max. ca. 30 mm.Synoniemen
Eolis nana (original name)Cratena hirsutaCratena rubraEolis peachii
Karakteristieke kenmerken
Rug is dichtbezet met tot 20 rijen cerata die tot ruim voor de rhinoforen staan. Zonder oppervlakkig wit pigment op de top van de cerata en ook zonder wit pigment op koptentakels, rhinoforen en het lichaamAndere kenmerken
Lengte tot 28 mm, elders ook groter. Een relatief brede slak, met een
afgeronde staart, die nauwelijks onder de achterste cerata uitsteekt. De
hoeken van de voorrand van de voet steken afgerond uit. De rhinoforen
met stompe punt zijn langer dan de cerata. Cerata: glad; spits; zijn
allen ongeveer even lang; staan dicht bij elkaar in nauwelijks
herkenbare rijen; en zijn afwezig op de centrale rug.Te verwarren met
Zilverblauwe knotsslak Cuthonella concinna, die meestal op een andere prooi wordt aangetroffen: Zeecypres, Sertularia cupressina. De Gorgelpijp-knotsslak Catriona aurantia, die ook op andere prooien wordt aangetroffen: Penneschaft Tubularia indivisa en Gorgelpijppoliep Ectopleura larynx. En mogelijk ook andere soorten knots- en knuppelslakken Fionoidae.Kleur
Lichaam, rhinoforen en koptentakels zijn semitransparant wit, roze tot
vleeskleurig. Kop, rhinoforen en voorste deel van de rug vaak met roze
of gelige waas. Inhoud cerata roze tot lichtbruin. Geen oppervlakkig wit
pigment op het lichaam en alle uitsteeksels.Eieren
Onmiskenbaar. Een wit tot roze, compact, maar soms onduidelijke,
linksgedraaide spiraal met relatief lange omgeslagen, U-vormige lussen.
Tot ca. 5.000, relatief grote bolvormige en duidelijk van elkaar
gescheiden, embryo's per eiersnoer. Vaak meerdere bij elkaar afgezet op
plaatsen waar de prooi is afgegraasd.Prooi
Hydropoliep, Hydrozoa: uitsluitend, monofaag foeragerend op de hydropoliep Ruwe zeerasp, Hydractinia echinata.Endo- en Ectoparasieten
Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.Seizoenstrend
De soort wordt in Nederland jaarlijks waargenomen met de meeste waarnemingen en aantallen van april t/m november. Eiersnoeren
zijn met name in de zomer en het najaar aangetroffen. Elders in Europa is de soort het gehele jaar waargenomen, met de meeste waarnemingen van maart t/m november.Verspreiding in Nederland
Eerste Nederlandse waarneming is uit 1949. Wordt langs de gehele kust
aangetroffen, waar de prooi aanwezig is: in de Centrale en Westelijke
Oosterschelde, Westerschelde, Kop van Walcheren, Waddenzee, Noordzee,
m.n. op wrakken en aangespoeld op de Noordzeestranden. Recent niet in
het Veerse Meer, Grevelingenmeer en Haringvliet waargenomen. Wordt soms
gevonden op schelpen die bewoond zijn met een Grote heremietkreeft Pagurus bernhardus en begroeid zijn met Ruwe zeerasp Hydractinia echinata. Ook in het intergetijdengebied op golfbrekers, dukdalven en onder stenen waar de prooi aanwezig is.Verspreiding in Europa
Noordelijke soort: Spitsbergen, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Groot-Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk en de Noordwest Atlantische Kust van Spanje.Title
Content