Zilverblauwe knotsslak
Cuthonella concinna (Alder & Hancock, 1843)
Family
Cuthonellidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Lengte
Max. ca. 12 mmSynoniemen
Eolis concinna (original name)Cuthona concinnaCuthona distansCuthona marisalbi
Karakteristieke kenmerken
Geen expliciete karakteristieke kenmerken! Lange slanke cerata met meestal licht- tot donkerbruine korrelige vertakkingen van de middendarmklier. Uiterste top van de cerata is transparant met daaronder een brede ring van kleine witte pigmentpuntjes die de cnidosac bedekt. Bovenste helft van koptentakels en rhinoforen met wit pigment. Verder geen oppervlakkig wit pigment op kop, lichaam en onderste ca. 80% van de cerata.Andere kenmerken
Lengte tot 12 mm. Soms iets groter. De voorzijde van de voet is hoekig, de hoeken steken niet uit. De rhinoforen
zijn langer dan de koptentakels. Relatief lange, slanke cerata, in tot
tien dwarsrijen met 2-5 cerata per rij, per zijde. Voorste cerata tot
naast of vlak voor de rhinoforen.Te verwarren met
Gorgelpijp-knotsslak, Zeerasp-knotsslak
e.a. bleke exemplaren van andere soorten knots- en knuppelslakken,
Fionoidae. Alsnog is deze soort eenvoudig te herkennen, door de prooi
voorkeur, Zeecypres Sertularia cupressina en het vaak bij de dieren aanwezige eiersnoer.Kleur
Lichaam is semitransparant wit tot licht crèmekleurig. Vertakkingen van de middendarmklier in de cerata zijn bruin, soms grijsachtig, met een korrelige structuur.Eieren
Een dun wit snoer met U-vormige lussen dat wordt afgezet in een slordige
kluwen tussen de zijtakken en om de hoofdas van de prooi. Zijn te
verwarren met de eiersnoeren van de Kleine boompjesslak, die in hetzelfde seizoen en op dezelfde prooi worden afgezet.Prooi
Hydropoliep, Hydrozoa: hier uitsluitend, monofaag op Zeecypres Sertularia cupressina, elders ook op andere verwante soorten hydropoliepen.Endo- en Ectoparasieten
Er zijn diverse waarnemingen bekend van door Splanchnotrophidae sp., endoparasitaire copepode, geïnfecteerde exemplaren in de Oosterschelde. Er zijn geen waarnemingen bekend van ectoparasieten op deze soort.Seizoenstrend
De soort wordt in Nederland jaarlijks waargenomen, vanaf het najaar,
maar vooral ook met eiersnoeren in de winter en in het voorjaar. Elders
in Europa met dezelfde trend.Verspreiding in Nederland
Vanaf 1949 in Nederland aangetroffen. Regelmatig waargenomen in de
Oosterschelde. Ook bij Den Helder, sporadisch in de Waddenzee,
Westerschelde en aangespoeld op de Noordzeestranden. Tot 1985 ook in het
Grevelingenmeer. Niet in het Veerse Meer of Haringvliet.Verspreiding in Europa
Noorwegen, Denemarken, Groot-Brittannië, Ierland, Nederland, België, tot aan Normandië, Frankrijk.Title
Content