Ruwe wratslak
Doris berghi Bergh, 1881
Family
Dorididae
Superfamily
Doridoidea
Infraorder
Doridoidei
Suborder
Doridina
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Lengte
Max. ca. 45 mmSynoniemen
Staurodoris ocelligera (original name)Aldisa berghiDoris lutea
Karakteristieke kenmerken
Grote wratten op de centrale rug onregelmatig van structuur en enigszins afgevlakt. Vaak kleine terminale lichtpaarse pigmentvlekjes op de meeste wratten. Twee grote laterale wratten aan de basis van iedere rhinofoor. De rhinoforen zijn meestal lichter gekleurd dan het lichaam.Andere kenmerken
Lengte tot circa 45mm. Relatief slanke wratslak met wratten van
verschillende afmetingen op de rug: de grote wratten worden, naar de
mantelrand toe, kleiner. Circa negen kieuwveren
die enkelvoudig geveerd zijn. Rondom de kieuwkrans een ring van circa 8
grotere wratten, die vaak ook gekleurde pigmentvlekjes dragen. Subcutaan, onderhuids, in de mantel, lichtere naaldvormige structuren die de wratten lijken te verbinden. Te verwarren met
Doris verrucosa. Deze soort is echter nog niet in de Nederlandse kustwateren aangetroffen.Kleur
De mantel is vuil wit, bleek gelig, meestal geel maar kan ook bruin zijn. Kieuwveren zijn soms iets donkerder, enigszins vaal oranje gekleurd. Rhinoforen zijn vaak lichter gekleurd dan het lichaam.Eieren
Een vuil tot fel geel, laag lint dat in een linksgedraaide, licht golvende
spiraal van 2 tot 8 windingen wordt afgezet. Op wieren afgezet is het
vaak een slordige spiraal met slechts enkele windingen. Op vlak substraat
is het meestal een meer regelmatige spiraal. De in
Nederlandse wateren aangetroffen eiersnoeren waren tot nu valer van
kleur dan elders aangetroffen exemplaren en waren hoofdzakelijk op
roodwieren afgezet.Prooi
Sponzen, Porifera: Gewone broodspons Halichondria panicea en sponzen van het geslacht Hymeniacidon. In de Nederlandse kustwateren is dit de Bleke piekjesspons, H. perlevis.Endo- en Ectoparasieten
Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.Seizoenstrend
Volwassen dieren van maart tot september, met een piek in juni. In november zijn er al weer juvenielen
van de volgende generatie waargenomen. Bij milde winters kan de soort
waarschijnlijk het gehele jaar waargenomen worden. Eiersnoeren van het
late voorjaar tot in het vroege najaar. Elders in Europa wordt de soort ook vooral in het voorjaar en de zomer waargenomen, en nauwelijks in de winter.Verspreiding in Nederland
Eerste Nederlandse waarneming in juni 2020. Gedurende deze maand zijn er
enkele tientallen exemplaren met eiersnoeren aangetroffen op meerdere
locaties in uitsluitend de zuidoostelijke Oosterschelde. In 2020 werden
er alleen dieren heel ondiep aangetroffen: sublitoraal op circa 1-5
meter onder de laagwaterlijn. In 2021 was het hier, lokaal al gevestigd als een algemene soort. Er werden veel meer exemplaren waargenomen, tot op tenminste 18 meter waargenomen. Geen waarnemingen in
de andere wateren van de Zeeuwse Delta, Waddenzee, Noordzee of
aangespoeld op de Noordzeestranden. Mogelijk is de soort een
klimaatschuiver die in 2020 op de Nederlandse kust zijn, voor
Continentaal Europa, noordelijke verspreidingsgrens heeft gekregen. Of
het is hier in 2020 geïntroduceerd als een verstekeling met de import
van levende schelpdieren.Verspreiding in Europa
Ierland, de zuidkust van Groot-Brittannië, Nederland, Frankrijk, Spanje, Portugal, tot in de Middellandse Zee en de Azoren.Title
Content