Bleke plooislak

Okenia nodosa (Montagu, 1808)

Family
Goniodorididae
Superfamily
Onchidoridoidea
Infraorder
Doridoidei
Suborder
Doridina
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Okenia nodosa
Bleke plooislak © Peter H. van BRAGT
Okenia nodosa
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
© Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 28 mm

Synoniemen

Doris nodosa (original combination)Doris barvicensisDoris elongataGoniodoris emarginata

Karakteristieke kenmerken

Volledig witte slak, met een brede gladde, golvende mantelplooi. Een minder opvallende longitudinale huidplooi in de lengte over de centrale rug en de staart. Grote wratten, zeer variabel, meer of minder herkenbaar en uitsluitend dorsaal, op de rug, niet onder de mantelplooi.

Andere kenmerken

Lengte tot 28 mm, hier meestal niet groter dan 18 mm. Relatief slank lichaam met bredere voet en een korte spitse staart. Rhinoforen met een gladde basis, daarboven transversale lamellen en een kale punt. Platte driehoekige koptentakels staan naar de zijkant gericht. Gladde brede mantelplooi loopt aaneengesloten door over de voorzijde van de kop, over de zijkanten tot achter de kieuwkrans. Kieuwkrans 7-13 enkelvoudig geveerde kieuwen.

Te verwarren met

Bleke exemplaren van de Bruine plooislak Goniodoris castanea.

Kleur

Gehele lichaam is grijsachtig tot wit met op de rug soms een gelige tot roze tint. Kleine opvallende vage witte pigmentpuntjes subcutaan op de rug, kop en onder de mantelplooi. Kleine wratachtige, intenser wit gepigmenteerde punten, uitsluitend op de centrale rug. Soms een witte pigmentstreep op de staart achter de mantelplooi.

Eieren

Een rond, wit snoer dat wordt afgezet op substraat in een open linksgedraaide spiraal met tot iets meer dan een winding. Tot ruim 30.000 embryo's per eiersnoer. Kan verward worden met de eiersnoeren van Wrattige sterslak Onchidoris muricata en Groene mosdierslak Palio nothus.

Prooi

Mosdiertjes, Bryozoa (juvenielen) en zakpijpen, Ascidiacea (volwassen dieren): Juveniele slakken voeden zich mogelijk met mosdiertjes: o.a. Bruine zeevinger, Alcyonidium diaphanum. Volwassen dieren eten diverse soorten zakpijpen, o.a. Grijze korstzakpijp, Diplosoma listerianum en Zeebes, Dendrodoa grossularia.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoenstrend

De soort wordt in Nederland infrequent, niet jaarlijks, in kleine aantallen waargenomen. Meeste waarnemingen van maart t/m juli. Eiersnoeren: hier vooral in de zomer, elders van voorjaar tot in het najaar. Elders in Europa wordt de soort het gehele jaar waargenomen, met de meeste waarnemingen van april t/m september, minder in het najaar en de winter.

Verspreiding in Nederland

Vanaf tenminste al sinds 1919 in Nederland waargenomen. De soort wordt slechts schaars en onregelmatig waargenomen. Vaak ondiep van het littoraal tot ca. 12 m in de Oosterschelde, Grevelingenmeer en Waddenzee. Geen bekende waarnemingen van de Westerschelde, Veerse Meer, Haringvliet, Noordzee of aangespoeld op de Noordzeestranden.

Verspreiding in Europa

Van Groenland, IJsland, Faeröer Eilanden, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Portugal en Spanje. Niet in de Middellandse Zee.