Groene mosdierslak

Palio nothus (Johnston, 1838)

Subfamily
Polycerinae
Family
Polyceridae
Superfamily
Polyceroidea
Infraorder
Doridoidei
Suborder
Doridina
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Palio nothus
Groene mosdierslak © Peter H van Bragt
Palio nothus
Eikapsel © Peter H. van Bragt
Voedsel © Peter H. van Bragt

Lengte

Tot ca. 20 mm.

Synoniemen

Triopa nothus (original name)Polycera nothusPolycera ocellataThecacera virescens

Karakteristieke kenmerken

Kleine slak met gekartelde mantelplooi en grote, brede, lichte wratten op de groene basiskleur van het lichaam.

Andere kenmerken

Lengte tot 20 cm. Hier niet groter dan ca. 13 mm. Onopvallende kleine slak: smal, relatief hoog en met een spitse staart. De mantel is gereduceerd tot 2 gekartelde plooien, een aan iedere zijde van het lichaam. De plooien komen voor de rhinoforen en achter de kieuwen net niet samen. Met twee grillige uitsteeksels op de plooien naast de kieuwkrans. Voorrand van de kop is enigszins ingesneden. Rhinoforen met een lange kale basis, Bovenzijde verdikt met lamellen en aan de basis een ring van verhoogde wratten. Kieuwkrans met 3-7 drievoudig geveerde kieuwen. Lichaam is bedekt met brede intrekbare wratten.

Te verwarren met

Palio dubia: deze soort is nog niet in Nederland aangetroffen.

Kleur

Basis kleur lichaam is grijsgroen tot lichtgroen. Brede wratten en mantelrand veel lichter gekleurd. Toppen van de rhinoforen wit, lichtgeel of lichtbruin.

Eieren

Klein en laag vaak hoefijzervormig wit tot lichtgrijs lint dat, vastgehecht op de zijkant, op substraat wordt afgezet. Soms groter: een linksgedraaide spiraal met minder dan twee volle windingen. Kan verward worden met de eiersnoeren van de Wrattige sterslak Onchidoris muricata en Bleke plooislak Goniodoris nodosa.

Prooi

Mosdiertjes, Bryozoa: onopvallend kleine mosdiertjes van het geslacht Amathia.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoenstrend

De soort wordt jaarlijks en in kleine aantallen waargenomen. Omdat de kleine cryptische slak moeilijk te vinden is, lijkt het waarschijnlijk dat de soort meer voorkomt dan het aantal waarnemingen doet vermoeden. Het is vooral van het voorjaar tot in het late najaar aangetroffen. Eiersnoeren meestal laat in het voorjaar en de zomer. Elders in Europa is de soort gedurende het gehele jaar waargenomen.

Verspreiding in Nederland

Sinds 1928 in Nederland aangetroffen. Schaars in Oosterschelde en Grevelingenmeer op hard substraat waar de prooi ook aanwezig is. Ook in de Waddenzee. De soort is de laatste jaren iets vaker en meestal ondiep (tot 5 m) aangetroffen in de Zeeuwse Delta. Niet bekend van de Westerschelde, Veerse Meer en Noordzee.

Verspreiding in Europa

Noordelijk, vanaf de poolcirkel, IJsland, Noorwegen, Denemarken, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, Frankrijk, Spanje tot in de Westelijke Middellandse Zee.