Schepje

Philine quadripartita Ascanius, 1772

Family
Philininae
Family
Philinidae
Superfamily
Philinoidea
Order
Cephalaspidea
Subterclass
Tectipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Philine quadripartita
Schepje © Peter H. van BRAGT
Philine quadripartita
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
Foraminiferen en andere kleine zeedieren
Foraminiferen en andere kleine zeedieren © Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 70 mm

Synoniemen

Bulla bullaBullaea plancianaBullaea quadripartitaBullaea schroeteriLobaria plancianaLobaria quadrilobaLobaria quadrilobataPhiline apertaPhiline apertissimaPhiline milneedwardsiPhiline plancianaPhiline zangherii

Opmerking

Voor 2016 werden waarnemingen van Philine quadripartita foutief benoemd als behorende tot Philine aperta. Sinds 2020 is bekend dat er in de Nederlandse kustwateren ook een tweede grotere soort van het geslacht Philine aanwezig is: Philine sp. NL-1. Beide soorten zijn op basis van veldwaarnemingen of met foto's niet van elkaar te onderscheiden. Alleen op basis van DNA-onderzoek kunnen de soorten met zekerheid gedetermineerd worden. Daarom worden voorlopig alle Nederlandse waarnemingen van grotere slakken uit het geslacht Philine samengevoegd en geregistreerd als behorende tot het Philine-complex. Zie voor meer informatie de specifieke soortpagina van het Philine-complex en Philine sp. NL-1.

Karakteristieke kenmerken

Geen zeenaaktslak, maar behoort tot de Orde Cephalaspidea! Een grote soort: tot meer dan 40 mm. Met een dunschalige, inwendige schelp die volledig bedekt wordt door de mantel. De mantel is glad en is dorsaal zichtbaar op het achterste deel van het dier. Lateraal met twee vlezige flappen: de parapodiale lobben. Kopschild, met centraal een longitudinale groef, bedekt het voorste deel van het dier. De voorrand van de kop, soms met een kleine inkeping. De grotere inkeping aan de achterzijde vormt twee brede lobben.

Te verwarren met

Philine sp. NL-1: een tot nu toe nog ongeïdentificeerde tweede, Nederlandse en cryptische grotere soort van het geslacht Philine, waarvan tot nu toe slechts twee bevestigde waarnemingen uit het Grevelingenmeer bekend zijn.

Andere kenmerken

Lengte tot ruim 40 mm, max. 70 mm. Breedste deel van het lichaam ongeveer in het midden. De kop is puntiger en smaller dan de bredere staart. Zonder koptentakels of rhinoforen. De inwendige schelp is glasachtig tot doorschijnend wit, met 2-3 windingen, waarvan de laatste groot oorvormig is en boven de punt van de schelp uitsteekt. De schelp is soms vaag zichtbaar door de semitransparante huid van de mantel, onder de verdikking in de achterste helft van de slak. De kieuwen zijn niet zichtbaar: ze zitten lateraal, bij de staart, en zijn bedekt door de mantel. Slakken leven en foerageren meestal in de bovenste sliblaag: ze worden vaak bedekt onder een dun laagje slib waargenomen.

Kleur

Lichaam en mantel wit met vage gelige of soms blauwachtige randen van het kopschild, de parapodiale lobben en de mantel. Soms bleekgeel met witte vlekken of een oranje zweem. De kleur van de subcutane kleine bolletjes, ingebed in de semitransparante huid, geven de slak de typische lichaamskleur.

Eieren

Een grote gesteelde, bolle, druppelvormige, semitransparante lichtbruine tot oranje-gele blaas gevuld met duizenden kleine eitjes die in een lange, zeer dunne, circulair gedraaide draad in de ei-afzetting verpakt zijn. De ei-afzettingen worden vastgemaakt aan het slib. Ze zijn waarschijnlijk niet te onderscheiden van de eieren van Philine sp. NL-1.

Prooi

Diverse kleine zeedieren: Foraminiferen, wormen, kleine schelpdieren e.a. kleine zeedieren die in de bovenste sliblaag aanwezig zijn.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoenstrend

Een meerjarige soort: de tot max. 3-4-jarige dieren worden in Nederland jaarlijks en gedurende het gehele jaar waargenomen. Ei-afzettingen vooral in voorjaar en zomer. Elders in Europa met dezelfde trend.

Verspreiding in Nederland

Vanaf tenminste de jaren 60 van de vorige eeuw aangespoeld aangetroffen op de Nederlandse Noordzeestranden, dus komt de soort zeer waarschijnlijk ook in de Noordzee voor. Sinds 2016 lokaal massaal op slibbodems in de Centrale en Oostelijke Oosterschelde en het Zuidelijk Grevelingenmeer. Ook in de Westerschelde en Waddenzee. Niet in het Veerse Meer en Haringvliet. Zie ook de soortpagina van het Philine-complex. Momenteel wordt onderzocht in welke mate de in Nederland aangetroffen grotere exemplaren van het geslacht Philine tot deze soort P. quadripartita of tot Philine sp. NL-1 behoren.

Verspreiding in Europa

Noorwegen, Denemarken, Baltische Zee, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, Frankrijk, tot in de Middellandse Zee.