Philine sp. NL-1
Philine sp. NL-1 Peter H van Bragt
Family
Philininae
Family
Philinidae
Superfamily
Philinoidea
Order
Cephalaspidea
Subterclass
Tectipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Lengte
4 cmOpmerking
Het bestaan en voorkomen van deze soort in de Nederlandse kustwateren is
uitsluitend gebaseerd op de analyse van DNA-profielen van twee slakken
die in mei 2019, bij Dreischor, in het Grevelingenmeer zijn verzameld.
De betreffende DNA-sequenties zijn, in het kader van het NIEBA ARISE project in het Naturalis Biodiversity Center geanalyseerd en zijn 12% afwijkend van de homologe sequenties van het Schepje P. quadripartita .Deze soort heeft nog geen formele wetenschappelijke of Nederlandse naam. Philine sp. NL-1 is een tijdelijke werknaam voor deze soort. Er zijn nog geen nauwkeurige anatomische beschrijvingen beschikbaar. Er is ook nog niets bekend over de specifieke ecologie van de soort en de verspreiding in Nederland, Europa of de rest van de wereld. Zodra er meer informatie beschikbaar komt zal deze pagina aangepast worden. Voorlopig worden alle Nederlandse waarnemingen van grotere exemplaren van een Philine soort samengevoegd en geregistreerd als behorende tot het Philine-complex.
Karakteristieke kenmerken
Geen zeenaaktslak, maar behoort tot de Orde Cephalaspidea! Een grote soort: tot ca. 4 cm, mogelijk soms nog groter. De externe anatomie lijkt nagenoeg identiek te zijn aan die van het Schepje P. quadripartita, waar veel meer over bekend is. De voorrand van de kop heeft een kleine onopvallende inkeping. Het kopschild, met centraal een longitudinale groef, bedekt het voorste deel van het dier. Lateraal met twee vlezige flappen: de parapodiale lobben. Met een dunschalige, inwendige schelp die volledig bedekt wordt door de mantel. De mantel is glad en alleen dorsaal aanwezig, op het achterste deel van het dier. Een grotere inkeping in de achterste rand van de slak vormt twee brede lobben. Andere kenmerken
De kop is puntiger en smaller dan de bredere staart. Zonder koptentakels of rhinoforen.
Breedste deel van het lichaam ongeveer in het midden. De inwendige
schelp is soms vaag zichtbaar door de semitransparante huid van de
mantel, onder de verdikking in de achterste helft van de slak. De schelp is waarschijnlijk nagenoeg gelijk aan die van het Schepje P. quadripartita: glasachtig tot doorschijnend wit, met 2-3 windingen, waarvan de
laatste groot oorvormig is en boven de punt van de schelp uitsteekt. De kieuwen zijn niet zichtbaar: ze zitten lateraal, bij de staart, en worden bedekt door de mantel. Slakken leven en foerageren in de bovenste sedimentlaag: ze worden meestal, bedekt onder een dun laagje slib, waargenomen.Te verwarren met
Het Schepje P. quadripartita
en mogelijk ook nog andere Europese soorten van de familie Philinidae,
die nog niet in de Nederlandse kustwateren zijn waargenomen. Bij visuele
observaties, tijdens het duiken en op foto’s, zijn de twee Philine
soorten zeer waarschijnlijk niet van elkaar te onderscheiden. Zie ook de
soortpagina van het Philine-complex voor meer informatie.Kleur
Het kopschild, de parapodiale lobben en de mantel zijn wit, vuil wit tot vaal oranje, soms met vage gelige randen. De kleur van de subcutane kleine bolletjes, ingebed in de semitransparante huid, geven de slak de typische lichaamskleur.Eieren
Mogelijk net als bij het Schepje P. quadripartita:
een grote, bolle, druppelvormige, semitransparante lichtbruine tot
oranje-gele blaas gevuld met duizenden kleine eitjes die, verpakt in een
lange, fijne draad, een gestructureerde bolvormige kluwen vormen. De
ei-afzettingen worden met een korte steel vastgemaakt aan het slib.Prooi
Geen specifieke informatie over bekend. Waarschijnlijk als bij het Schepje P. quadripartita: foraminiferen, wormen, kleine schelpdieren e.a. kleine zeedieren die in de bovenste sliblaag aanwezig zijn.Endo- en Ectoparasieten
Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.Seizoenstrend
Er zijn onvoldoende Nederlandse gegevens/waarnemingen en nog geen data
uit de andere delen van Europa om een trend te analyseren. Er zijn tot
nu toe slechts twee geïdentificeerde dieren in mei aangetroffen. De
soort is, zo goed als zeker, net als het Schepje P. quadripartita , meerjarig en kan dan het gehele jaar door aangetroffen worden, met ei-afzettingen vooral in het voorjaar en de zomer.Verspreiding in Nederland
Sinds mei 2019, slecht twee, op basis van DNA-profielen,
geïdentificeerde exemplaren verzameld bij Dreischor, op de slibbodem van
het Grevelingenmeer. Geen bevestigde waarnemingen van de andere wateren
van de Zeeuwse Delta, Waddenzee, Noordzee of aangespoeld op de
Noordzeestranden.Verspreiding in Europa
Nog geen bevestigde waarnemingen uit andere delen van Europa.Omdat de soort nog geen wetenschappelijke naam heeft is het niet opgenomen in het World Register of Marine Species.
Title
Content