Kleine harlekijnslak

Polycera norvegica Sørensen, Rauch, Pola & Malaquias, 2020

Subfamily
Polycerinae
Family
Polyceridae
Superfamily
Polyceroidea
Infraorder
Doridoidei
Suborder
Doridina
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Polycera norvegica
Kleine harlekijnslak © Peter H. van BRAGT
Polycera norvegica
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
Voedsel © Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 16 mm

Synoniemen

Thecacera capitata

Karakteristieke kenmeken

Kleine soort: lengte max. 16 mm. Rhinoforen zonder schede, en met gemiddeld 8, max. 11 lamellen). Dit kenmerk is onderwater of op foto’s meestal niet goed herkenbaar. Indien melanisme aanwezig is: zwart pigment, uitsluitend in de vorm van fijne puntjes, soms in sterk gefragmenteerde dunne lijnen, niet in grotere vlekken of strepen als bij de Harlekijnslak Polycera quadrilineata.

Andere kenmerken

Lengte tot 16 mm. Een kleine, slanke slak met een spitse voet. De externe anatomie, met uitzondering van de kleur, is minder variabel als bij de Harlekijnslak P. quadrilineata. Rhinoforen zonder schede, met een kale punt en direct daar onder gemiddeld 8, max. 11 transversaal geplaatste lamellen. Juveniele dieren van de andere Nederlandse soorten harlekijnslakken hebben ook weinig lamellen op de rhinoforen en zijn daarmee eenvoudig te verwarren met deze soort. Met gemiddeld 4-5, max. 6 kop uitsteeksels. Er is geen informatie bekend over de vorm van de koptentakels. Mogelijk zijn deze vergelijkbaar met die van de Harlekijnslak P. quadrilineata: met een longitudinale groef, geel pigment en staan lateraal onder de kopuitsteeksels. De kieuwkrans met gemiddeld 6-7, max. 9 enkelvoudig geveerde kieuwen staat tussen twee iets naar achter geplaatste eenvoudige, vingervormige, gladde peribranchiale papillen met één enkelvoudige spitse of afgeronde punt met geel pigment. Er is geen informatie bekend over morfologische variatie in de vorm van deze papillen.

Te verwarren met

Alleen de juveniele exemplaren van de Harlekijnslak Polycera quadrilineata, Breedkop-harlekijnslak P. faeroensis, Cornwall-harlekijnslak P. kernowensis en Oranje plooislak Ancula gibbosa.

Kleur

Zeer variabel. Semitransparant wit lichaam. Geel of oranje pigment op de uiteinden van alle uitsteeksels. Bij dieren zonder melanisme: op de kop, rug en zijkanten van het lichaam, in aantal, vorm en grootte zeer variabele, gele of oranje vlekken, die meer of minder wratachtig, verhoogd op de huid, en in lengtestrepen georganiseerd, staan. De strepen zijn niet altijd duidelijk herkenbaar. Het gele pigment is meestal iets minder aanwezig dan bij de Harlekijnslak P. quadrilineata, maar meer dan bij de Breedkop-harlekijnslak P. faeroensis en Cornwall-harlekijnslak P. kernowensis. Soms met extra zwart pigment: melanisme. Mits aanwezig, is het zwarte pigment ook zeer variabel met uitsluitend kleine vlekjes of puntjes op de kop, rug en/of zijkanten. Soms in sterk gefragmenteerde dunne lijnen. En soms is het zwart pigment gemengd met lichtbruin pigment. Zwarte pigmentvlekken zitten subcutaan in de bovenste laag van de huid, zijn niet wrat-achtig verhoogd, en nooit in de vorm van grotere symmetrische grotere vlekken of bredere strepen, als bij de Harlekijnslak P. quadrilineata. Bij meer melanisme is het gele pigment minder opvallend aanwezig.

Eieren

Weinig informatie over bekend. Nog niet in de Nederlandse Noordzee of kustwateren aangetroffen. De eiersnoeren zijn waarschijnlijk kleiner (minder dan 1 winding), maar mogelijk qua vorm als bij de Harlekijnslak P. quadrilineata en de Breedkop-harlekijnslak P. faeroensis: een wit, kort, dik, breed en plat lint dat vastgehecht op de zijkant, in een soms slordige, linksgedraaide spiraal met minder dan 1 tot ongeveer 2 windingen, vaak tegen prooi wordt afgezet. Eenvoudig te verwarren met de eiersnoeren van de andere drie Nederlandse soorten harlekijnslakken.

Prooi

Mosdiertjes, Bryozoa: er zijn geen specifieke Nederlandse waarnemingen van foeragerende dieren bekend. Net als bij de Harlekijnslak P. quadrilineata en de Breedkop-harlekijnslak P. faeroensis bestaat de prooi uit mosdiertjes: zoals o.a. Harig mosdiertje Electra pilosa en het Ledermosdiertje Membranipora membranacea (Noorse waarnemingen) en mogelijk ook andere soorten mosdiertjes.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoenstrend

Er zijn onvoldoende Nederlandse gegevens/waarnemingen om een trend te analyseren. In Nederland aangetroffen in het voorjaar. Eiersnoeren zijn nog niet in Nederland aangetroffen. Elders in Europa is de soort van het voorjaar tot in het najaar aangetroffen, niet in de winter. Eiersnoeren elders van het late voorjaar tot in het najaar.

Verspreidng in Nederland

Zeldzaam en uitsluitend in de Noordzee. Eerste en tot nu toe enige bevestigde Nederlandse waarneming in 2014 van de Doggersbank, Noordzee. Nog niet aangetroffen in de Zeeuwse Delta, Waddenzee, of aangespoeld op de Nederlandse stranden. In de Noordzee sympatrisch, gezamenlijk voorkomend, met de drie andere Nederlandse soorten harlekijnslakken.

Verspreiding in Europa

Noorwegen, Groot Brittannië, Ierland, Nederland (Noordzee), tot aan de Westelijke Atlantische Kust van Spanje.