Gestippelde knotsslak

Rubramoena amoena (Alder & Hancock, 1845)

Family
Trinchesiidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Rubramoena amoena
Gestippelde knotsslak © Peter H. van BRAGT
Rubramoena amoena
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
Voedsel © Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 12 mm.

Synoniemen

Eolis amoena (original name)Cuthona amoena

Karakteristieke kenmerken

Cryptische, lastig te vinden kleine soort die typisch verstopt zit aan de basis van de hoofdas van de prooi: de hydropoliep Haringgraat, Halecium halecinum. Lichaam, cerata, rhinoforen en koptentakels regelmatig gespikkeld met witte of crèmekleurige pigmentpuntjes. Op de rug variabele, grotere bruine vlekken. Vaak, maar niet altijd, bruine pigmentvleken op de basis van de voorste cerata.

Andere kenmerken

Lengte tot 12 mm. Smalle voet met een spitse staart. Op de kop en achter de rhinoforen op de rug nauwelijks zichtbare kleine wratjes. Gladde rhinoforen 2-3 keer zo lang als koptentakels. Slanke spitse cerata, in 8 geclusterde onduidelijke dwarsrijen, staan allemaal ruim achter de rhinoforen.

Te verwarren met

Karmozijnrode knotsslak Rubramoena rubescens die een vergelijkbare eiersnoer afzet, op dezelfde prooi, de hydropoliep Haringgraat Halecium halecinum. Mogelijk ook ander kleine soorten knots- en knuppelslakken: Fionoidae.

Kleur

Lichaam is transparant wit tot grijs. Koptentakels en rhinoforen in het midden met een bruine band en er boven en onder wit pigment. De vertakkingen van de middendarmklier zijn olijfgroen tot grijsbruin.

Eieren

Een wit, zeer smal en plat, licht golvend, vaak onderbroken lint. Wordt op de zijkant vastgehecht, afgezet op meestal de basis van de takken van de prooi, de hydropoliep Haringgraat Halecium halecinum. Kan verward worden met de eiersnoeren van de Karmozijnrode knotsslak, maar de structuur is fijner.

Prooi

Hydropoliep, Hydrozoa: hier uitsluitend, monofaag, op de hydropoliep Haringgraat, Halecium halecinum. Elders ook op andere hydropoliepen.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoenstrend

In Nederland wordt de soort jaarlijks waargenomen met de meeste waarnemingen van slakken en eiersnoeren vanaf het voorjaar tot in het najaar. Omdat de soort cryptisch is, lastig te vinden, is het waarschijnlijk veel algemener dan het aantal waarnemingen doet vermoeden.

Verspreiding in Nederland

Vanaf 1984 regelmatig tot algemeen, op alle dieptes in uitsluitend de Centrale en Westelijke Oosterschelde. Waarschijnlijk ook elders langs de kust en in de Noordzee, op plaatsen waar de prooi aanwezig is. Er zijn echter geen geregistreerde waarnemingen van de Westerschelde, Veerse Meer, Grevelingenmeer, Haringvliet, Waddenzee, Noordzee of aangespoeld op de Noordzeestranden.

Verspreiding in Europa

Noorwegen, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal en mogelijk ook in de westelijke Middellandse Zee.