Gravelzeenaaktslak

Embletonia pulchra (Alder & Hancock, 1844)

Family
Embletoniidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Embletonia pulchra
Gravelzeenaaktslak © Jim Anderson (UK)
Embletonia pulchra
Eikapsel © Jim Anderson (UK)
onbekend
onbekend © Jim Anderson (UK)

Lengte

max. 7mm

Synoniemen

Embletonia faureiPterochilus pulcher

Karakteristieke kenmerken

Kleine, slanke soort zeenaaktslak: lengte max. circa 7 mm. Volwassen dieren met 7-9 paar cerata, waarvan de voorste cerata beduidend kleiner zijn dan de achterliggende cerata. De voorrand van de kop is plat, breed en diep ingesneden waardoor twee halfcirkelvormige lobben worden gevormd. Deze kenmerken zijn, door de geringe afmetingen van de soort, onderwater niet goed herkenbaar.

Te verwarren met

Andere kleine soorten zeenaaktslakken zoals: Slanke knotsslak Tergipes tergipes, Plompe knuppelslak  Eubranchus exiguus, Noordelijke knuppelslak E. rupium en de Witgestippelde knotsslak Tenellia sp. NL-1. Aan de vorm en positionering van de cerata is deze soort alsnog te herkennen. 

Andere kenmerken

Lengte tot 7 mm. Een kleine, slanke slak. Rhinoforen zijn glad, zonder schede, Geen koptentakels en geen uitstekende tentakels op de voorrand van de voet. De voorste 2 paar cerata zijn relatief kort, smal, staan gepaard en enigszins los van de andere cerata. De achterliggende cerata staan enigszins verspringend en dichter bij elkaar en worden naar de staart toe groter en meer gezwollen. De korte staart van de voet is onder de overhangende cerata meestal niet zichtbaar. De cerata zijn bijna helemaal gevuld met de gekleurde vertakkingen van de middendarmklier. De uiterste uiteinden van de cerata zijn semitransparant, enigszins ingedeukt en bevatten geen cnidosac.

Kleurenmerken

Semitransparant wit lichaam. De cerata zijn gevuld met crème, roze, licht of donkerdere groene tot bruine vertakkingen van de middendarmklier, die de cerata nagenoeg geheel vullen. Geen pigmentkap of -ring op de uiteinden van de cerata. Verspreid over het lichaam, op de cerata en de op de uiteinden van de rhinoforen, in aantal meer of minder, kleine witte pigmentvlekjes.
Eieren De eiersnoeren zijn dunne linten met twee rijen witte eitjes, die in links gedraaide spiralen met twee tot drie windingen, vlak op substraat worden afgezet.

Prooi

In de beschikbare literatuur is er geen eenduidige informatie te vinden over de prooi van deze slak. Mogelijk zijn het hydropoliepen van de geslachten Zeeborstel Hydrallmania en Kranspoliepen Nemertesia en/of andere soorten. Dit wordt echter niet ondersteund door de afwezigheid van een cnidosac in de uiteinden van de cerata. Viseieren en detritus worden ook als mogelijke voedselbron beschreven. Observaties van verzamelde dieren in aquaria toonden aan dat diverse andere prooien ook werden gegeten.

Endo- en ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, in of op deze soort. Zie: copepode parasieten voor meer informatie.

Seizoenstrend

Er zijn onvoldoende Nederlandse gegevens/waarnemingen om een trend te analyseren. In de Nederlandse Noordzee eenmalig aangetroffen in maart 2024. Eiersnoeren zijn nog niet in Nederland aangetroffen. Elders in Europa is de soort gedurende het gehele jaar waargenomen met een piek in april t/m juli.

Verspreiding in Nederland

Zeldzaam, eenmalig aangetroffen in de Noordzee, ten noorden van Vlieland: maart 2024. Nog niet aangetroffen in de Zeeuwse Delta, Waddenzee, of aangespoeld op de Nederlandse stranden. 

Opmerking

Het tot nu toe enige exemplaar dat in de Nederlandse Noordzee is aangetroffen zat in een bodemmonster dat met een boxcore is verzameld. De soort leeft verborgen in bodems met grof schelpzand. Hiermee behoort het tot de zogenaamde mesopsammone fauna: letterlijk "tussen het zand" levend. Met de geringe afmetingen behoort het tevens tot de benthische meiofauna: kleine diertjes die op of in de bodem leven. De soort is elders ook onder stenen, tussen schelpen, op boeien, en op wieren en zeegras aangetroffen.

Verspreiding in Europa

Het noorden van Noorwegen, Helgoland, Groot Brittannië, Nederland (Noordzee), Frankrijk, Portugal tot in de Middellandse Zee en Zwarte Zee. Een schaarse soort die overal slechts zelden wordt aangetroffen. Mogelijk heeft dit te maken met de kleine afmetingen en het verborgen leven in bodems met grof schelpzand.