Plompe knuppelslak

Eubranchus exiguus (Alder & Hancock, 1848)

Family
Eubranchidae
Superfamily
Fionoidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Eubranchus exiguus
Plompe knuppelslak © Peter H. van BRAGT
Eubranchus exiguus
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
© Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 18 mm.

Synoniemen

Eolis exigua (original name)Aeolis exiguaGalvina exiguaNudibranchus exiguus

Karakteristieke kenmerken

Kleine, cryptische soort. Met minder dan 25 gladde cerata die, enkelvoudig of in kleine clusters van 2-3 stuks, gepaard op de zijkanten van de rug, staan. Enigszins urnvormige cerata met op de top bruin en wit pigment, dat de cnidosac tenminste deels bedekt.

Andere kenmerken

Lengte tot 18 mm, meestal niet groter dan 7 mm. De slanke gladde rhinoforen zijn langer dan de koptentakels. Hoeken aan de voorzijde van de voet afgerond. Cerata in vorm variabel, vaak in het midden een beetje gezwollen of aan de top ingesnoerd.

Te verwarren met

Brakwater-knotsslak Tenellia adspersa, Slanke knotsslak Tergipes tergipes, Noordelijke knuppelslak Eubranchus rupium en Witgestippelde knotsslak Trinchesia sp. NL-1

Kleur

Lichaam semitransparant grijs of geelwit. Meestal met variabele bruine, groene of grijze pigmentvlekken en clusters. Koptentakels en rhinoforen op de top met bruin pigment en daaronder een witte pigmentring. Vertakkingen van de middendarmklier in cerata bleek lichtbruin, geel of lichtgroen. Vaak naar de top toe iets donkerder.

Eieren

Karakteristieke kleine boon-of niervormige geleiachtige ei-afzettingen met ca. 20-90 embryo's, dat bijna altijd op de prooi wordt afgezet. Kan verward worden met de ei-afzettingen van Brakwater-knotsslak Tenellia adspersa en Slanke knotsslak Tergipes tergipes.

Prooi

Hydropoliepen, Hydrozoa: diverse struikvormige hydropoliepen, o.a. Lange- en Geknoopte zeedraad.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoentrend

In Nederland wordt deze soort jaarlijks waargenomen, met de meeste waarnemingen van april t/m oktober. Ei-afzettingen vooral in de zomer en het najaar. Elders in Europa is deze soort gedurende het gehele jaar waargenomen met de meeste waarnemingen van december t/m juli.

Verspreiding in Nederland

Mogelijk heeft Bomme de soort al in 1773 afgebeeld en beschreven. Algemeen op alle dieptes langs de gehele Nederlandse kust. Wordt vaker in het Grevelingenmeer dan in de Oosterschelde aangetroffen. Ook aangetroffen in de Westerschelde, Waddenzee, Noordzee en aangespoeld op de Noordzeestranden. Ook in brakwater. Geen recente waarnemingen bekend van het Veerse Meer en Haringvliet.

Verspreiding in Europa

Groenland, Witte Zee, Noorwegen, Zweden, Oostzee, Denemarken, Duitsland, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal tot in de Middellandse Zee.