Zuiderzee-schijfslak
Corambe obscura (A. E. Verrill, 1870)
Family
Corambidae
Superfamily
Onchidoridoidea
Infraorder
Doridoidei
Suborder
Doridina
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Zuiderzee-schijfslak © Peter H van Bragt
Eikapsel © HP ØLGAARD, DK
© Peter H. van BRAGT
Lengte
Max. ca. 7 mm.Synoniemen
Doridella obscura (original name) Corambe batavaCorambe sargassicolaCorambella baratariaeCorambella depressa
Karakteristieke kenmerken
Plat, ovaal tot cirkelrond mantelschild. Gladde rug: geen cerata, wratten of kieuwkrans op bovenzijde rug.Te verwarren met
Onmiskenbaar, maar zeer lastig om te vinden door de kleine afmetingen.Andere kenmerken
Lengte tot 7 mm. Kleine, slanke, samengestelde rhinoforen: twee vlakke, aan de uiteinden afgeronde, kleine velletjes die in het midden in de lengterichting aan elkaar vast zitten en, in de lengterichting, meer of minder opgerold zijn. Ze staan in een lage schede. Kieuwen en koptentakels zitten verstopt onder de mantel.Kleur
Geel, bruin tot groen met donkere vlekjes. Deze vlekjes kunnen de dieren een donker, soms bijna zwart uiterlijk geven. De rhinoforen zijn iets meer doorzichtig.Eieren
Een semitransparant grijs of wit, plat lint, dat vastgehecht op de vlakke kant, in een cirkelronde rechtsgedraaide platte spiraal met tot vier windingen, vaak op de prooi wordt afgezet. Het eiersnoer is circa 5-8 embryo's breed en slechts één eierlaag dik.Prooi
Endo- en Ectoparasieten
Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.
Seizoenstrends
Er zijn onvoldoende Nederlandse en Europese gegevens/waarnemingen om een trend te analyseren.Op dit moment (2022) is er nog veel onduidelijk over het voorkomen van deze cryptische soort in de Nederlandse kustwateren (zie ook de volgende paragraaf). Slakken zijn waargenomen van het voorjaar tot in de herfst. Eiersnoeren: laat in de zomer en vroege najaar.
Opmerking
De afwijkende vorm van de rhinoforen, positie van de kieuwen en de chiraliteit (richting van de windingen) van het eiersnoer doen vermoeden dat dit mogelijk geen echte zeenaaktslak (nudibranchia) is, maar dat het tot een andere taxonomische (super)orde behoort.Het COI DNA-profiel is 4.5% afwijkend van het DNA profiel van een Amerikaanse populatie, wat mogelijk ook een indicatie is dat we hier met een andere soort te maken hebben.
Verspreiding in Nederland
Vanaf 1870 waargenomen: van vlak onder de laagwaterlijn tot circa 15 m
diepte, in brak- en zoutwater. Soms in grote aantallen in vooral het
Waddenzeegebied en in het toenmalige brakwater van de Zuiderzee (nu
IJselmeer). Was verondersteld dat de soort vanaf ongeveer 1940 hier
uitgestorven was. Echter in 2021 herontdekt met slechts enkele
waarnemingen in de Waddenzee, het getijdengebied in de zuidwestelijke
Oosterschelde en aangespoeld op kolonies Harig mosdiertje Electra pilosa op het strand
van de Banjaard, Walcheren. Mogelijk is de soort nu in grotere aantallen
aanwezig op het massaal voorkomend Harig mosdiertje Electra pilosa in het ondiepe
sublitoraal van de Noordzeekust. Augustus 2025 meerdere waarnemingen bij De Val, Ouwerkerk, Oosterschelde. Er zijn geen bevestigde waarnemingen
bekend van de Westerschelde, Veerse Meer, Grevelingenmeer, en
Haringvliet.
Verspreiding in Europa
De soort leeft autochtoon langs de gehele oostkust van de Verenigde Staten van Amerika. In Nederland is het dus een geïntroduceerde exoot. Elders in Europa is de soort momenteel bekend van de Zwarte Zee, waar de soort ook als aangevoerde exoot sinds ongeveer 1980 gevestigd is. In de 2de helft van de vorige eeuw ook kortstondig op de Franse westkust aangetroffen: in de monding van de Seine. Aanwezig in het zuidwesten van Zweden en noordwesten van Duitsland (GBIF data). Sinds november 2025 ook bekend van de Lillebælt, Denemarken.Title
Content